Peuter

Peuters ontwikkelen zich razendsnel. Zo gaan ze beseffen dat ze een eigen persoon zijn en kunnen steeds beter praten, denken en onthouden. Als ouder ben je druk met het opvoeden, het gedrag en het verzorgen van je peuter. Je wilt natuurlijk ook dat je kind gezond eet. Maar hoe doe je dat eigenlijk? Je peuter speelt en beweegt graag en gaat regelmatig op ontdekkingstocht. Je wilt natuurlijk dat je kind overal veilig kan gaan en staan. Maar hoe zorg voor je voor een veilige omgeving? Hoe ouder je peuter wordt, hoe dichterbij de basisschool komt. Hoe kies je een juiste school?

Winnen en verliezen

Kinderen leren veel van spelletjes. Ook dat ze een spelletje kunnen verliezen. Voor alle kleine kinderen is dat lastig. Hoe kan je je peuter leren omgaan met verlies?

Leren verliezen

  • Speel vaak spelletjes met je kind. Zo leert je kind dat het om de gezelligheid en het spel gaat en niet alleen om het winnen.
  • Laat je kind af en toe ook eens winnen, zodat je kind spelletjes spelen leuk blijft vinden.
  • Benadruk wat je kind goed doet tijdens het spel en niet wat je kind niet goed doet.
  • Reageer positief als je kind een spelletje verliest en dat goed opneemt.
  • Geef zelf het goede voorbeeld als je verliest, bijvoorbeeld: ‘Jammer, maar ik vond het wel heel gezellig!’

Niet tegen het verlies kunnen

Sommige peuters kunnen moeilijk tegen hun verlies. Ze worden bijvoorbeeld boos of gaan huilen. Wat doe je dan?

  • Troost je kind niet, maar zeg dat je zijn teleurstelling begrijpt: 'Je bent teleurgesteld, dat begrijp ik. Ik wil ook graag winnen.'
  • Benadruk daarna dat je ook kunt genieten als je niet wint: ‘Verliezen is jammer, maar leuk spelen is het allerbelangrijkst.'
  • Moedig je kind aan om het weer opnieuw te proberen en benadruk wat je kind goed doet tijdens het spel.
  • Probeer te voorkomen dat je peuter heel boos en driftig wordt.

Prijzen en complimenten

Je kind complimentjes geven voor zijn inspanningen en niet zijn prestaties, is belangrijk om het te leren tegen zijn verlies te kunnen. Dus: ‘Wat heb jij goed je best gedaan met die puzzel’, in plaats van: ‘Wat knap dat je de puzzel helemaal goed hebt gemaakt.’ Zo krijgt je kind zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld, waardoor het beter tegen zijn verlies kan en leert doorzetten. Vergelijk je kind niet met andere kinderen, dat kan het onzeker maken.